De politiek beweegt zich van rel tot rel. Extreme standpunten en uitspraken beheersen het debat. Het vertrouwen in de politiek is zeer laag. Tijd voor een nieuwe vorm van democratie of hebben we die eigenlijk al bereikt?

Het huidige politieke landschap kenmerkt zich door een groep middenpartijen die niet meer te typeren zijn als links of rechts maar werken op basis van de actuele thema’s van vandaag en die bereid en in staat zijn deel te nemen in een regering.

Daar omheen cirkelt een groot aantal partijen die een deelbelang vertegenwoordigen. Doelstelling van deze partijen is niet zo zeer om deel te nemen aan de regering maar om vanuit een bepaalde  achterban of op een bepaald thema aandacht te vragen voor dit deelbelang. We noemen dit populisme maar feitelijk is dit het niet, in veel gevallen gaat het om echte achterliggende zorgen.

In de kern is dit overigens niet anders dan vroeger. Ook toen waren er dergelijke partijen of individuen die dat wilden maar ze waren niet in staat om een groot publiek te bereiken. Dat heeft alles te maken met het bestaan van sociale media. Ieder individu heeft nu toegang tot massa media. Ieder individu kan daardoor een publiek bereiken voor haar of zijn standpunten en voldoende stemmen verzamelen om in het parlement te komen.

Het hele proces wordt ook nog eens versterkt doordat de reguliere media, opnieuw door de invloed van social media, zich ogenschijnlijk, anders gedraagt. Om abonnees of kijkers te krijgen moet je in de grote massa aan mediale uitingen in het oog springen. Dat bereik je niet vanuit middelmatigheid. Gepeperde uitspraken, blunders en openbaringen trekken de aandacht. En als deze er niet zijn kan het creatief met koppen omgaan dat ook fictief creëren.

Dit alles heeft de politiek wel veranderd. Door de middelmatigheid van partijen die regeringsverantwoordelijkheid willen dragen verandert er in de praktijk niet veel bij een regeringswissel. Veel lijkt en is ook daadwerkelijk hetzelfde. Dat is op zich misschien ook niet echt slecht.

Mensen die stemmen op de partijen in de periferie hebben feitelijk geen directe invloed op het regeringsbeleid. De uitgesproken profilering maakt ook dat deze partijen geen geschikte samenwerkingspartijen voor welke andere partij dan ook zijn. De vergaande versplintering maakt ook dat deze partijen nooit groot genoeg zullen worden om zelf te kunnen regeren. En als ze wel gaan regeren is het risico groot dat ze daar organisatorisch of qua profilering al snel op stuk lopen.

Toch moet het belang van deze partijen niet worden onderschat. De deelbelangen die ze vertegenwoordigen krijgen wel een stem in het parlement en in de samenleving en de regeringspartijen pikken deze signalen, weliswaar naar behoefte, op.

Moet er iets veranderen aan het politieke bestel? Zolang er nog voldoende partijen zijn die regeringsverantwoordelijkheid willen dragen en deze partijen bij benadering een meerderheid krijgen lijkt daartoe geen echte noodzaak.

Maar om iets meer stabiliteit te krijgen zijn er misschien wel wat tips te geven aan de leden van het kabinet:

  • Ga alleen in op de inhoudelijke argumenten van de volksvertegenwoordigers, negeer voor de rest de verbale bombarie en neem het allemaal niet al te serieus.
  • Ontwikkel wat meer teflon. De verkiezingen zijn geweest, de regering is gevormd en doe gewoon je taak gedurende vier jaar, ook als het even tegen zit. Wat de oppositie daar verder van vindt is niet zo heel belangrijk.
  • Wees autonoom en integer in je doen en laten en laat je niets aanpraten.
  • Zorg dat je niet tussentijds valt als kabinet. Opiniepeilingen zijn dan slechts indicatoren van hoe de vlag er bij hangt, niet meer dan dat.